Wintergroen. Groen-geel bont blad.
Zeer sterke planten met geelbont blad dat in de winter aan de plant blijft. Goede bodembedekker voor (half)schaduw waar het lichte blad een beetje kleur geeft.
Grote bossen overhangend, fijn blad. In het voorjaar is het blad olijfgroen met oranje punten, in het najaar verkleurt het spectaculair naar fel oranje. Voor vochtige, goed doorlatende grond, liefst uit de volle brandende zon.
Klein grasje met opvallende donkere bloei aan iets overhangende aren. Zaait zich op onze rijke leemgrond uit. Oorspronkelijk niet inheems maar komt op steeds meer plekken verwilderd voor.
Nette pollen grijsgroen blad met in de loop van de zomer roestbruine bloeiwijzes. Het meest opvallend aan dit gros zijn de knalgele meeldraden.
Grote massieve pollen met fijn, slaphangend blad, daarboven lange dunne stelen met afhangende haverachtige bloeiwijzes. Bloeit vrij vroeg voor zo’n hoog gras. De standplaats moet absoluut droog zijn in de winter, nattigheid overleven ze niet.